maandag 11 maart 2002

EEN GOED BEGIN

Heggenmussen

Het is maart en handenwrijvend treden we naar buiten. Het mág weer: lekker met je tuin aan de gang! Er is een hoop te doen en het is heerlijk om al die buitenluchtjes weer op te snuiven en je te laten verrassen door wat er allemaal al bovenkomt. En dat is heel wat, na zo’n (qua temperatuur) zachte februarimaand. Ik kan het weten, want als ongeduldige tuinier ben ik tegen alle regels in natuurlijk al lang begonnen in mijn tuin. Allemaal gestolen uurtjes: dat is extra genieten! Je mag je natuurlijk best een beetje aanpassen aan de buitentemperatuur. Maar: niet piepen als er dan toch nog een staartje winter door je tuin trekt. ’t Is allemaal voor eigen risico.


Voor tuinbezoek is het nog wat vroeg in het jaar - in dit stadium willen we nog geen pottenkijkers! Dus laten we eerst even bijpraten. Veel winter hebben we niet gehad, maar de sneeuw viel wel aardig getimed, zo in de kerstvakantie. Dan komt je tuin, waarin alle stevige stengels mochten blijven staan, weer even tot leven. Vooral als er ook voor de vogels nog wat te halen is. Bij ons hekje staan twee klimsteunen voor de vaste lathyrus. Twee bruine regenpijpen (die kleur valt het minst op) zijn een eind de grond in getimmerd, zodat ze stevig staan en daaromheen is een rol gaas geplaatst. Simpel maar doeltreffend! In de winter kunnen deze palen prachtig versierd worden met pindaslingers, mezenbollen, appels aan een touwtje, in vet met vogelzaad gedoopte dennenappels, klimoptakken als ‘kerstgroen’ en bovenop een mandje vet met appel. Wij hebben ervan genoten, mét de vogels! Inmiddels is dat alles opgeruimd - voor de vogels is er weer genoeg natuurlijk voedsel voorhanden. En als ze straks jongen krijgen, mogen die zeker niet gevoerd worden met pinda’s. Meesjes groeien groot van luizen - wat ons ook goed uitkomt.
Jonge merels eten vooral wormen (steeds grotere!), hoewel ik al twee keer heb gezien dat een merel een salamander meenam naar haar nest. In vogelaarskringen (neef Gert) noemen ze dat “...een interessante waarneming”. Ik vond het vooral een nare waarneming. Het voeren van wormen lijkt minder erg. Misschien omdat er daar meer van zijn of omdat die geen pootjes hebben zoals salamanders ... en wij?!

Echte Groninger klei!
Het verbaast mij altijd weer hoeveel wormen er in onze vette klei zitten: dat ze er doorhéén komen! Een goed teken overigens: het duidt op een actief bodemleven en dat is heel belangrijk, omdat daarmee een waardevolle kringloop in stand gehouden kan worden. Klei is heel vruchtbaar, maar toch wordt er wat afgeklaagd over ons Groningse grondje. Nieuw huis? Het eerste wat we doen is een laag teelaarde laten aanrukken, anders kunnen we geen tuin aanleggen! Die teelaarde zal in de loop der jaren in de ondergrond verdwijnen door schoffelen, harken, verplanten. Zeg maar: het actieve bodemleven van de tuinier. Ik ken iemand die in één jaar al haar planten alle hoeken van de tuin laat zien: een bodemactiviste! (Het gaat trouwens erg goed met haar tuin).
Maar we kunnen ook de structuur van onze klei verbeteren met compost, mest en afgevallen blad. Voor zover je dit niet zelf door de bovenlaag werkt, wordt dat gedaan door ‘bodemdiertjes’: wormen, slakken, pissebedden, oorwurmen. Zo’n bovenlaag oogt uiteraard niet erg netjes en de meningen lopen daarover dan ook uiteen.
Er zijn ‘nette’ tuiniers die ieder jaar weer zakken tuingrond aanslepen om na een gedegen voorjaarsopruiming hun planten extra mooi te laten uitkomen boven een laagje zwarte grond. Ik moet zeggen: het heeft wat. Het geeft zo’n ‘frisse start’-gevoel, alles overzichtelijk en op orde. Je kunt zien dat hier gewerkt is. Vorig jaar heb ik het ook zo aangepakt in het voorjaar. Hup, wég met die ouwe rommel, in de compostbak. De ‘klare’ compost onder uit de bak werd netjes door de bovenlaag gewerkt, dat wel. Ik had het mijzelf die winter voor een keer gemakkelijk gemaakt met korrelmest, dus daar had ik ook verder geen omkijken naar. Beendermeel rondgestrooid, dat is zo’n beetje overal goed voor. Een laagje zwarte grond erover: het zag er keurig uit. Ik was een tevreden tuinier en die tevredenheid nam alleen maar toe: mijn tuin is nog nooit zo mooi geweest.
... nog beter dan konijnen ...
Er was eigenlijk maar één probleem: slakken. Na koffiedik, biervallen, eierschalen en dumpen in het plantsoen koos ik nu voor het milieuvriendelijke Escar-Go van Ecostyle. Dat helpt echt, maar slakken doen het nog beter dan konijnen: ze vermeerderen zich gigantisch en om dat voor te blijven, moet je wel zeer regelmatig de tuin door met je Escar-Go. Daar kwam ik niet aan toe en zo zaten we toch weer tegen gerafelde hosta’s aan te kijken. Tijd voor iets nieuws, tijd voor een andere mening!
In Groei&Bloei, nummer 11/12, 2001, las ik behalve een artikel over René Odé in Den Andel (een belevenis, zijn tuin!) ook een artikel van Lucy Kurstjens-Oosterhoff, biologe en gepromoveerd op onderzoek naar: slakken! Zij heeft al vijftien jaar en met succes een totaal andere benadering van het slakkenprobleem. Zo in de trant van: if you can’t beat them, join them! (Als je ze niet kunt verslaan, sluit je dan bij hen aan).
Uit haar onderzoek bleek dat slakken bij voorkeur halfverteerd blad eten, veel liever dan ons jonge groen! Dan ligt de oplossing voor de hand: zorg voor voldoende verterend blad tussen je planten, wat door slakken (en andere bodemdiertjes) omgezet zal worden in humus. Samen met de ter plekke fijngeknipte oude bloemstengels vormt het blad in het voorjaar een strooilaag, die onkruid onderdrukt en ook nog eens vocht vasthoudt. (Jawel, het wordt nog wel droog dit jaar). Niet meer schoffelen, spitten en harken, maar het bodemleven laten werken. Gelukkig heb ik in de herfst nog wat zakken volgepropt met blad; dat moest bladaarde worden. Nu kan ik het mooi tussen de planten verdelen; ik begin gewoon een slakkenrestaurant. ’t Is heel erg wennen, als je eigenlijk op de nette toer wilt, maar ik ga het toch uitproberen. Want met een beetje geduld zijn blad en snippers binnenkort niet meer te zien onder alle uitdijende planten. Ik laat horen of het werkt!
Wie zo’n slakvriendelijk experiment (nog) niet aandurft, tuiniert gewoon door op zijn eigen manier - ik had tenslotte vorig jaar ook een mooie tuin. Wat de hosta’s betreft: ‘Sum and Substance’ en ‘Halcyon’ zijn slakbestendige soorten. En wil je zwarte grond zien tussen je planten, leg er dan eerst nog een laagje compost onder: daar wordt onze Groningse klei beslist toegankelijker van!
Compost kun je kopen, maar waarom zou je het niet zelf maken? Het is ook niet moeilijk om zelf een compostbak in elkaar te zetten, van hout of gaas.
Enne ... natuurlijk is het leuk als een ander ook ziet dat jouw tuin toch eigenlijk wel de mooiste is(!), maar dat je er zelf zo over denkt is het allerbelangrijkst! Tuinier zoals jij het mooi vindt en leve de variatie!

Maart 2002