dinsdag 10 juni 2003

EEN KOOLMEES IN HET KERSTPAKKET

In míjn tuin …
... hangt nog steeds het kerstpakket van wat jaren geleden: een nestkast. Zodra het in de winter begint te schemeren, soms al om vier uur 's middags, arriveert 'onze' koolmees voor een lange nachtrust. Maar met het lengen van de dagen slaapt hij steeds korter. Zo komt hij in april pas om acht uur 's avonds opdagen.
In het voorjaar geniet het kerstpakket altijd wat meer belangstelling: pimpelmezen, andere koolmezen en zelfs ringmussen komen langs voor een bezichtiging. Besluiteloze types allemaal - niemand begint aan een nest. Tot 'onze' koolmees ineens een vriendin heeft en kordaat alle belangstellenden verjaagt. Met zijn snavel beitelt hij driftig in het hout rond de vliegopening - zeker hun achternaam - en met een lekker hapje probeert hij haar te paaien. Ik zie hem zitten op de druif, zwaaiend met een groene rups. Toch niet de rups die ik net uit de boontjes gevist heb?! (Sst!)
 
De concurrent: een pimpelmees!
 
Nou ja, het werkt wél: tijd voor de stoffering. De vriendin komt aanvliegen met bundels mos die met geen mogelijkheid in één keer naar binnen kunnen. Alsof je met de bezem dwars vóór je de schuur in wilt. Na vier frontale pogingen heeft ze ineens door hoe het moet: even het kopje een kwartslag draaien en ja hoor! de prop kan erdoor. Met een wiebelend kontje verdwijnt ze in de nestkast. Zo te horen wordt het váste vloerbedekking: er wordt daarbinnen flink getimmerd! 'Onze' koolmees blijft intussen in de buurt en zodra de vriendin verschijnt om weer een nieuwe pluk op te halen vliegt hij ijverig met haar mee - zonder overigens ook  maar één spriet bij te dragen. Dit is typisch zo'n relatie waarbij de partners elkaar aanvullen: de één doet niets en dus doet de ander alles!
Ach, zijn tijd komt nog wel, als het voer voor de jongen moet worden aan
gesleept. Het is een zwaar bestaan, hoor, voor vogels. In alle vroegte moeten ze al hard fluiten om zich de indringers van het lijf te houden: "Hállo! hier zitten wíj al!" Dan die wijdopengesperde bekkies waar voer in moet, de hele dag door. En hoe zit het met het eigen voer - dat zou je bijna vergeten. Wat een geluk als er een luizige rozenstruik in de buurt staat. Als de jongen eenmaal het nest verlaten hebben zijn er ingewikkelde vliegmanoeuvres nodig om aanvallers te verjagen. En dan begint het hele circus weer van voren af aan, want één legsel is natuurlijk niet genoeg. Steeds pluiziger en stoffiger wordt 'onze' koolmees en ik heb met hem te doen. "Hou vol, joh, 't wordt weer winter en rustig in het kerstpakket. Dan voer ik jóu, met pinda's, in mijn tuin."

Juni 2003