zaterdag 15 mei 2004

KUIPPLANTEN

Heggenmussen


Blauwe agapanthus
Wat is het toch heerlijk om een tuin te hebben, vooral in deze tijd van het jaar. We worden overspoeld met groen en blauw en rood en geel - om duizelig van te worden! De wereld staat zoals altijd op zijn kop, maar het leven in de tuin gaat onverstoorbaar door. Geen frustraties, geen onmacht: gewoon opkomen, uitlopen, bloeien en afsterven. Eindelijk iets waar we op kunnen rekenen. Waar je even alles van je af kunt zetten, in opperste verbazing over de schoonheid van een bloem.
Zoals Voltaire schreef: “Il faut cultiver son jardin” (laat ons onze tuinen verzorgen). Een praktisch advies voor de individuele mens, die geen oplossing heeft voor de wereldproblemen. Laten we maar snel aan de slag gaan!
IJSHEILIGEN EN AFHARDEN
Het leukste van de meimaand is misschien wel de dag na de IJsheiligen, 15 mei. Geen nachtvorst meer en alle vorstgevoelige planten kunnen definitief naar buiten. Dit moet wel met beleid gebeuren: het zogenaamde afharden. Afhankelijk van het weer zet je de binnenblijvers eind april, begin mei buiten. Niet meteen de hele dag en zeker niet in de volle zon. Want behalve aan de temperatuur moeten ze ook wennen aan de intensiteit van het licht. ’s Avonds haal je ze weer naar binnen. Een transportkarretje of een afgedankte klapkar (Gronings voor wandelwagentje) wordt aanbevolen! Het buitenverblijf wordt dagelijks gerekt tot het op 15 mei volleerde buitenplanten zijn geworden.
KIEZEN VOOR DAGWERK
En dan begint het dagelijkse sjouwen met gieters water en het regelmatig toedienen van mest. Een hele zorg, maar er staat wat tegenover. Kuipplanten in bloei leveren een waar spektakel, soms heerlijke geuren en, ook niet onbelangrijk, complimentjes of verstolen afgunstige blikken!
De bladverliezende planten kunnen eenvoudig droog en donker overwinteren in een vorstvrije ruimte. Bladhoudende planten hebben in de winter behoefte aan een lichte standplaats, niet te warm en af en toe wat water. Heb je geen ruimte, dan kan je plant, tegen betaling, overwinteren bij een kwekerij. Informeer hiernaar vóór de aanschaf!

Allemaal in een pot

Welnu, welke kuipplant zal het worden? Laat je leiden door de beschikbare ruimte. Sommige planten groeien uit tot complete struiken. Snoei is wel mogelijk, maar dat kan een jaar bloei kosten - daar doen we al die moeite niet voor. Kies dus een plant die ook in volwassen stadium op de gekozen plek past. En komt daar genoeg zon? Er zijn ook kuipplanten die met halfschaduw genoegen nemen (Brugmansia), en fuchsia’s bloeien zelfs in de schaduw.
Kleur is ook belangrijk. De een vindt oranje prachtig, de ander gruwt ervan. Veel kuipplanten zijn in meerdere kleuren verkrijgbaar.
En als het even kan, zou ik kiezen voor geur: een onbetaalbaar extraatje. En óók best belangrijk: gun toch je kinderen, voor later, ‘de geuren uit mijn jeugd’!
Dan een bijpassende behuizing. Tip: zet de kuipplant in een plastic pot en plaats die in een goed passende sierpot - dat scheelt enorm in het gewicht wanneer ermee gesjouwd moet worden, de trap op bijvoorbeeld. Om de plastic binnenpot te camoufleren kun je een onderbeplanting toepassen met eenjarigen als petunia’s. Maak een mooie kleurencombinatie. Een plastic speciekuip, zonder sierpot, kun je verstoppen onder een rand hangpetunia’s of -geraniums. Bijkomend voordeel van deze plastic-pot-methode is dat de potgrond minder snel uitdroogt.
Neem een pot met een brede basis, die niet omwaait. Wil je toch een naar onderen smal toelopende pot, dan zou ik die verzwaren met grind. Neem nooit een bolle pot: daar krijg je de plant niet meer uit, als er verpot moet worden. Verpotten gebeurt vooral de eerste jaren. Eenmaal volwassen kan de plant wel tien jaar in dezelfde pot blijven staan, met jaarlijks een nieuw bovenste laagje potgrond. Bemesting: meng vloeibare mest door het gietwater of gebruik Osmocote: een ‘mest’kogel, die, in de grond geduwd, maandenlang vanzelf mest doseert.
NAMEN!
Voor de beginner is de bekende struikmargriet een gemakkelijke plant die elke twee weken wat mest wil en kan overwinteren in een onverwarmde (slaap)kamer met af en toe wat water.
Ook niet moeilijk is de Agapanthus (Afrikaanse lelie), die dikke witte wortels krijgt waarmee hij graag een beetje klem staat. Pas verpotten als de wortels boven de grond uitkomen.* Hoe meer wortels, hoe meer bloei: in wit of blauw. Op een beschutte warme plek, met elke week wat mest, verschijnen er in juli en augustus de prachtige bloemschermen, gevolgd door decoratieve zaaddozen. Op een koele plek droog overwinteren.
Oleander, in een goed jaar
De Oleander heeft wat meer noten op zijn zang en wil beslist een warme zomer hebben om tot volle bloei te komen. Wie niet?! Een plek in de volle zon en veel water, liefst onder op een schotel: hij heeft geen bezwaar tegen natte voeten. De bloemen komen van juli tot september aan jonge twijgen: zo min mogelijk snoeien dus en elke week mest geven. Verkrijgbaar met enkele of dubbele bloemen (vooral deze laatste zijn geurig), in wit, roze, rood en geel. Vorst tot -5ºC kan hij nog wel hebben, maar bij meer moet hij echt naar binnen. Snoei hem eventueel wat terug en geef hem een lichte koele plek met af en toe wat water.
Liefhebbers van vetplanten kiezen natuurlijk voor de Agave, groen of met een gele rand. Slechts eenmaal per week water geven en om de zes weken wat mest. Geef hem in de volle zon een ruime plek, zodat je er met een boogje omheen kunt lopen, want hij prikt venijnig! Koel en donker overwinteren.
Een prachtige kuipplant is Plumbago (loodplant of mannentrouw). “Ik had er vroeger ook een,” vertelde een gescheiden mevrouw, “maar ja, mijn man is ook al lang weg.” Of ze daar nou een verband tussen zag?! Mijn Plumbago heeft, na jaren, het loodje gelegd (ook een verband?), maar ik ga een nieuwe kopen. Hij is er in wit en zachtblauw, bloeit van juli tot oktober en staat graag warm. Dagelijks water geven; mest om de vier weken. Voor de winter wat terugsnoeien en donker en droog wegzetten.
Wil je een echte ‘oranjerieplant’ dan worden het citrusvruchten. In ons klimaat geeft een citroenboompje het beste resultaat. Wel een plant voor gevorderden. Hij overwintert het best in een verwarmde kas. Alleen gieten met onthard water, want de citroen verdraagt geen kalk. Om de twee weken vloeibare mest. En natuurlijk een zonnige standplaats. Om het hele jaar citroenen te eten.
Voor een overweldigende geur kies je Brugmansia (vroeger Datura), doornappel. Grote bladeren en dito bloemen van juli tot september in wit, blauw, roze, geel of oranje. Enkel of gevuld. Sterk teruggesnoeid koel en donker overwinteren met weinig water.
Tot zover een klein overzicht van kuipplanten - er zijn er nog veel meer. Laat je goed voorlichten ... en tenslotte verleiden! Want ze zijn zo ‘zomers’, deze planten.
Ik wens iedereen een warme, zonnige zomer, maar natuurlijk vooral de kuipplantenbezitters!
* Anno 2010 denken we daar anders over: geef de wortels van de Agapanthus vooral de ruimte!

Mei 2004

maandag 10 mei 2004

MIJN MOESTUIN


In míjn tuin …
... wilde ik ook een moestuintje hebben en natuurlijk op de zonnigste plek, voor het beste resultaat.
Mijn eerste moestuinervaring had ik ergens in de vijftiger jaren, toen mijn Limburgse opa ons op de fiets meenam naar zijn volkstuin bij de spoorlijn: mijn zusje achterop en ik voor op de stang.
Op de aangetrapte paadjes tussen de groentebedden was voor twee kleine meisjes niet veel te beleven en ook het bed met felgekleurde gladiolen, waarvan opa reusachtige boeketten sneed voor oma, kon mij niet echt bekoren. De bonenstaken vond ik wél leuk, maar die stonden voor een hutje net iets te dicht bij elkaar. In een hoek stond ook een grote ton: daarin bewaarde opa de mest. Mest?? Daar had ik nog nooit van gehoord en opa's uitleg was dan ook een schok voor mij: al die groente groeide op … poep! Wat vond ik dát vies! Maar opa haalde zijn schouders op: kleine kinderen moeten nog veel leren! Toen wij dorst kregen trok hij twee grote wortels uit de grond en schraapte ze schoon met zijn mes: "Alsjeblieft!" Dat was de lekkerste wortel die ik ooit gegeten heb en hij róók zelfs niet naar poep!
Dus toen ik voor het eerst een eigen tuin had kwam daar vanzelfsprekend een moestuintje in. Ik legde rechte bedjes aan met aangetrapte paadjes ertussen, net als vroeger bij opa. Niks geen flauwekul met 'siermoestuin op kleur': dat kwam niet voor in mijn eerste tuinboek. Er stond wel alles in wat van belang was voor een goede oogst, zoals wisselbouw en mest en zo. Maar weer níet dat je ook ogen in je achterhoofd moet hebben!
Het was zo'n zonnige zaterdag, laat in het voorjaar, waarop iedereen naar buiten komt om in de tuin te rommelen. Mijn moestuintje lag er pril bij met net gekiemde sla, worteltjes en radijs. En zelfs komkommers, want dat kwam mij zo exotisch voor! Het groeien gaat ten dele ook vanzelf en zo kon ik onbekommerd een praatje maken met de achterbuurvrouw. Mijn man liep rond met de schoffel. Na een tijdje mengde hij zich opgewekt in het gesprek: "Zo! Al het onkruid is weg. Er stond nog heel wat, daar in de hoek!" Zou hij nou echt gedacht hebben dat onkruid in zulke rechte rijtjes groeit? Omwille van de buurvrouw hield ik mij in, maar het was wel het definitieve einde van de moestuin.
Wat later heeft mijn man er tegels gelegd, zodat ik er zou kunnen zitten - het was tenslotte de zonnigste plek in de tuin.

Mei 2004