vrijdag 15 december 2006

KLEUR EN KLEUR

HEGGENMUSSEN
Met het naderen van de winter vervagen de kleuren in de tuin. In de border blijft een handvol naturellen over, nog slechts ondersteund door het zwart van de aarde en wat tinten groen van gras en evergreens. We haasten ons om onze tuinier-eer te redden met potten vol bloeiende winterviolen. Wij geven ons zómaar niet gewonnen en dat werkt warempel aanstekelijk.



Op 16 november nog trof ik een Gehakkelde Aurelia (C-vlinder) aan op een van de lila violen in mijn tuin. Met dichte vleugels deed hij zich tegoed aan de nectar. De onderkant van zijn vleugels was zwart, waardoor de witte C daar duidelijk afstak. Eindelijk een foto die hier (lees: in de krant) natuurgetrouw zwart-wit kan worden afgedrukt! Ik hoop dat deze vlinder inmiddels een goed onderkomen heeft gevonden, zoals het Roesje (een nachtvlinder), dat zijn naam eer aandoet en in vrijwel comateuze toestand aan het plafond van onze garage hangt!
Roesje
Kleurbeloften voor de nieuwe lente - voorlopig zijn we nog aangewezen op andere kleurbrengers.
VERF
Mijn dochter belt: ze heeft wat potjes heide opgehaald. “Roze of wit?” vraag ik. “Neee,” zegt ze, “blauw en geel!” Ik verschiet van kleur aan de telefoon: “Maar kind, die zijn gevérfd!” “Dus toch! We dachten al zoiets,” en ik hoor de twijfel in haar stem: kun je dat wel in je tuin zetten? Welnu, over smaak valt niet te twisten, dus ja, dat kan.
Het recept van de plantenverf heb ik niet kunnen achterhalen; het is een gepatenteerd merk. Het Franse bedrijf Cultures Florales d’Alsace brengt de geverfde heide op de markt onder de naam Colora® in de kleuren bruin, felgroen, rood, donkerrood, geel, blauw, paars/roze en paars. Daar kun je mooie mozaïeken mee maken. Of accenten mee aanbrengen. Paarse heide onder een Callicarpa bodinieri ‘Profusion’ bijvoorbeeld, een bladverliezende struik met paarse besjes. Of een veldje gele heide aan de voet van geelbloeiende Jasminum nudiflorum. De speciaal voor planten ontwikkelde verf tast de plant niet aan en garandeert een fleurige bloei tot de lente. Vorst en regen hebben geen invloed op de kleur en volgens de beschrijving is de verf niet schadelijk voor het milieu. Tja, ik weet het niet. Het zal ongetwijfeld onderzocht zijn en kennelijk beleven veel mensen er plezier aan (anders waren ze niet in de handel), maar voor mij hoeft het niet, geverfde heide.
LEUCOTHOË
Ik ga deze winter voor druifheide. Wat is dát nu weer? Bij een bezoekje aan WOEFF, een nieuwe lifestylewinkel in Groningen, raakte ik buiten al onder de indruk van de kolossale teakhouten bakken die nu gevuld waren met Leucothoë: druifheide. Prachtig! Vreemd genoeg komt dit struikje maar sporadisch voor in de tientalllen tuinboeken die ik op de plank heb staan. De ‘Atrium Tuinplanten Encyclopedie’ noemt niet meer dan twee soorten en wijst ook niet op de speciale sierwaarde van de Leucothoë voor de winterse tuin. Klaas Noordhuis stipt Leucothoë even aan onder het kopje ‘zuur minnende gewassen’ in zijn boek ‘TUINIEREN het hele jaar’. Overigens een aanrader, dit boek, omdat er zo ontzettend veel in staat en de oorspronkelijke visie van deze tuin-man gratis meegeleverd wordt! In het prachtige boek ‘Tuinieren in de winter’ van Steven Bradley wordt de druifheide in het geheel niet genoemd. Maar gelukkig ben ik net in het bezit gekomen van ‘The Winter Garden’ (Jane Sterndale-Bennett) en hier krijgt Leucothoë de eer die hem toekomt, o.a. in het hoofdstuk ‘Red, purple and black’! Met dit boek op schoot, vol inspirerende foto’s, zou je trouwens willen dat het altijd winter was! Verder met de speurtocht naar informatie over druifheide. In geen van de tuintijdschriften die ik deze maand gezien heb, wordt er aandacht aan besteed en dat is opmerkelijk, want in het tuincentrum strúikel je over de Leucothoë’s.
Maar laat ik eerst eens beschrijven waar het om gaat. Druifheide is een kleine wintergroene heester met een hoogte van 100 tot 150 cm. Het struikje is volledig winterhard en gedijt in halfschaduw op zure en (vooral ’s zomers) vochtige grond. Geef hem bij het planten dus wat turf mee. Van mei tot juli, en als het even meezit zelfs tot september, bloeit Leucothoë met trossen witte bloemen. De sierwaarde voor de winter zit hem in de kleur van het blad. Ik noem er een paar. L. Lovita ‘Zebonara’ heeft roodgetinte bladeren, die in de winter naar purperrood verkleuren. Van L. Scarletta ‘Zeblid’ worden alleen de bladpunten helderrood. Het blad van L. axillares ‘Curly Red’ is niet alleen mooi rood in de winter, maar ook nog gekruld. En net als bij L. fontanesiana ‘Rainbow’ blijft het blad lager aan de stengels donkergroen, wat een mooie kleurencombinatie geeft, zeker in december. De ‘Rainbow’ biedt trouwens nog meer kleuren, zoals zijn naam al doet vermoeden. De bovenste bladeren zijn gemarmerd in crème, geel en roze en deze druifheide heeft dan ook van de Vereniging voor Boskoopse Culturen het keurmerk ‘plantplus’ gekregen. Voor de fijnproevers!
Wat al deze druifheides gemeen hebben, is dat je ze als jonge planten ook prima in potten kunt zetten voor een kleureffect op elke gewenste plek in de tuin of op het terras. Een winter lang!
En o ja, ik heb de geverfde heide van mijn dochter gezien: vrolijke toetsen in een jonge tuin - je zou zweren dat het zo hoort!
December 2006

zondag 10 december 2006

INWONING


In míjn tuin …
… zie je er nog niet zoveel van, maar binnen kan ik het goed merken: mijn man is met pensioen. Daags na het afscheidsetentje met zijn collega’s zei ik nog: “Je mag best bij mij komen inwonen, maar je moet je wel een beetje aanpassen.”
In een opwelling kocht hij een tweede fiets. Tweedehands ook, maar een leuk ding, vond hij. Na de aanschaf is het leuke ding niet meer buiten geweest. Intussen kan hij met dat malle rechte stuur niet mooi plat tegen de muur staan, zoals de andere fietsen, en voor mijn oleander, mannentrouw en fuchsia is er nu in de berging geen ruimte meer om te overwinteren.
De auto is ook de hele dag thuis en staat grijnzend in de garage, waar ik altijd zo gemakkelijk even iets kon verpotten. Dat lukt niet meer, ik kan nergens meer bij. Ik weet echt niet hoe ik hier nog tulpenbollen in een pot moet krijgen. Vriendelijk bood mijn man aan de garage op te ruimen en binnen de kortste keren had hij de grijze container vol. Jammer: nu moet hij twee weken wachten tot de container geleegd is voor hij weer verder kan. Toen ik ’s avonds in de bak keek, zag ik daar de restanten MDF, de planken en de latten, waarmee ik nog zo veel had willen doen, netjes kort en klein gezaagd. Desondanks is er voor mij en mijn planten voorlopig nog geen plaats in de garage.
Ze kunnen ook niet naar het bibliotheekje, nu daar een extra kast bij gekomen is voor het gestaag groeiend boekenbezit. Mijn tuintijdschriften staan nog steeds in dozen op de grond, zie ik.
Op zolder zijn alle tien stekken van aster laevis calliope omgekomen door een te hoge temperatuur: mijn pensionado werkt er toch al gauw een paar uur per dag aan zijn weblog (Alberts SchaakBlog) en dan moet de verwarming aan.


Op de tafel daar staat onze van een zoon teruggekeerde oude geluidsinstallatie met pick-up, waarop mijn man eindelijk weer zijn geliefde elpees kan draaien. Twee grote boxen horen erbij en voor mijn geraniums, die daar altijd de winter doorbrachten, is geen plek meer.
Langzaam dringt het tot mij door, wie zich hier moet aanpassen. ’s Ochtends lees ík nu als eerste de krant, terwijl mijn man het ontbijt verzorgt. Ik hoef geen sinaasappelen meer uit te persen; hij giet het zó uit een pak.
Ik hoef alleen nog maar aan te schuiven, aan de ontbijttafel, met uitzicht op mijn (?) tuin …

December 2006

woensdag 15 november 2006

SIGNALEN

HEGGENMUSSSEN
November is een ongezellige, saaie maand. Op zoek naar inspiratie voor een opwekkend artikel stuitte ik op het boek ‘De Victoriaanse Bloementuin’ van Jennifer Davies, coproducent van de gelijknamige televisieserie die begin jaren ’90 werd uitgezonden. Tuinbaas Harry Dodson laat o.a. aan de hand van eigen, vroege herinneringen zien, hoe het er in het Victoriaanse tijdperk aan toe ging in een Engelse bloementuin.
Het typisch Engels gebruik van mistletoe met kerstmis is ons welbekend: onder een maretak mag gekust worden. Die charmante traditie kennen wij niet. Wij zoenen links en rechts, te pas en te onpas, drie keer en bij elke gelegenheid. Tenzij de tegenpartij een button draagt: IK ZOEN JE NIET. Dat is duidelijke taal en daar houden wij van. (Te bestellen via Internet bij psycholoog Dolph Kohnstamm).
In de negentiende eeuw gaf men zijn signalen iets subtieler af tijdens bals, partijen en andere ontmoetingen. Op de allereerste bladzijde van het boek wordt dan ook omstandig de ‘taal en poëzie der bloemen’ uit de doeken gedaan. Dat is nog niet eenvoudig. Niet alleen heeft de bloem zelf betekenis, ook de manier waarop zij wordt aangeboden of gedragen is van cruciaal belang. Mét blad is zeer positief, maar een kale stengel, zonder blad, geeft de boodschap helaas een negatieve lading. Verder kan een bloem naar links nijgen (dat betekent: ‘ik’), of naar rechts en dan gaat het om ‘gij’. Dan kun je ook nog een bloem aan de rechterhand aanbieden (positief), of aan de linkerhand (negatief). Woorden zijn zo overbodig.


Beetje geel: beetje afnemende liefde!
Verschillende betekenissen worden toegekend aan de manier waarop een bloem gedragen wordt: in het haar, op de borst of op het hart. Die van een bloem in het haar (‘voorzichtigheid’) lijkt mij overigens voorbehouden aan vrouwen. Zelfs de knoop in het lint om een bloem kan iets aan de boodschap toevoegen.
19-EEUWSE ROMANTIEK
De betekenis van de bloem in kwestie is vaak zeer negentiende-eeuws. Oranjebloesem, gedragen door de bruid, betekende: ‘uw zuiverheid evenaart uw lieftalligheid’. Zoiets zouden wij nooit zeggen. En pas op als je rozen meeneemt voor je geliefde. Van een bos gele rozen zou ze wel eens kunnen schrikken: die staan voor ‘afnemende liefde’. Als je die in je linkerhand geduwd krijgt, weet je hoe laat het is! Een gemengd boeket van rode en witte rozen duidt op ‘eenheid’- die zou ik dan voor de zekerheid toch graag in mijn rechterhand krijgen. De hondsroos is voor maîtresses: ‘aangename maar pijnlijke liefde’! Lijsttrekkers op verkiezingsbijeenkomsten doen er goed aan een rode chrysant te dragen (‘ik bemin’) naast een witte (‘waarheid’). Geurgeraniums zijn helemaal uit: ‘ik bespreek u voor de volgende dans’. Dat is nu écht onbespreekbaar geworden! En stel je voor, je bent tot over je oren verliefd en krijgt in het vroege voorjaar van je geliefde een jonquillenarcis aangeboden: ‘ik smacht naar uw genegenheid’. Dan wil je niets liever dan laten weten: ‘ik deel uw gevoelens’. Maar daar heb je een margriet voor nodig en die bloeit pas in juni. De sneeuwklokjes voor ‘troost en hoop’ zijn al weg.


Een rode tulp (‘liefdesverklaring’) kan uitkomst bieden, misschien nog voorafgegaan door een krokus (‘vreugde’). Krijg je géén pioenen (‘woede’) of een bosje lathyrus (‘vertrek’), maar driekleurige viooltjes (‘u bent in mijn gedachten’), dan komt het waarschijnlijk in de loop van de zomer wel goed en kunnen er in september, als alternatief verlovingskaartje, phloxen rondgestuurd worden: ‘onze zielen zijn verenigd’. Nu is het zaak om lavendel, hoe heerlijk geurend ook, buiten de deur te houden (‘wantrouwen’) tot in het voorjaar de bluebells weer bloeien, ‘standvastigheid’. Eindelijk komt de oranjebloesem in zicht!
ALTIJD POSITIEF
Hoe romantisch allemaal en hoe omslachtig, afgezet tegen de sms-jes van tegenwoordig, in een verre van bloemrijke taal. Moeten we erom treuren, dat bloemen ons niets meer zeggen? Nee hoor. Nog steeds is er sprake van een bloementaal, alleen is die veel algemener geworden. Tegenwoordig hebben alle bloemen eenzelfde betekenis, voor wie je ze ook koopt, en die is altijd positief.
Op de Bloemenveiling van Aalsmeer spreken de getallen. Elke dag worden daar maar liefst 22 miljoen bloemen en planten verkocht. Omzet per dag 6,6 miljoen Euro. In dit grootste handelsgebouw ter wereld (!) passeren elke dag zo’n driehonderd verschillende soorten bloemen, die op hun beurt weer in honderden variëteiten kunnen voorkomen. Maar liefst vierhonderd verschillende rozen om uit te kiezen en zelfs meer dan vijfhonderd chrysanten, om maar eens twee van de driehonderd soorten te noemen.
Met zo’n aanbod aan bloemen hoeft november dus helemaal niet ongezellig en saai te zijn. Laat de tuin even voor wat hij is (met rust!) en trakteer jezelf op een fleurig boeket van de bloemist. Een mooi signaal in november!
November 2006

vrijdag 10 november 2006

OP WARE GROOTTE


In míjn tuin …
… leven behalve veel planten ook veel dieren: vogels, muizen, salamanders, kikkers, katten, enzovoorts. En alles op ware grootte: de verhoudingen kloppen. Misschien val ikzelf een beetje uit de toon, met mijn eenmetertweeënzeventigeneenhalf en een iets meer dan bijpassende diameter. Hoewel, ik kan nog door het hekje. Niets aan de hand; de verhoudingen zijn uitstekend, in mijn tuin met planten en dieren.
Hoe anders vond ik dat in de dierentuin, met áán- maar ook áfgepaste gebiedjes.
Toen ik er een dag na ons bezoek aan terugdacht, herinnerde ik mij trouwens in de eerste plaats de onafgebroken stroom van mensen: voorbij de souvenirwinkel, langs de toiletten, door het restaurant, tussen de kinderboerderij en de bisons door naar de slingerapen en dan omhoog, om de elanden van bovenaf te zien; om de hoek naar beneden richting neushoorns en giraffen, gewoon met de stroom meedrijven naar de nijlpaarden, even uitblazen bij de olifanten en in het langslopen de kangoeroes kieken (zodat ze thuis rustig bekeken kunnen worden), waarna we gezamenlijk stoven in de vlindertuin en tenslotte massaal naar de haaien gaan. Maar dan is inmiddels de uitgang in zicht. Voor óns, de voyeurs. De dieren blijven achter, in hun nagebootste biotopen.
Want dat moet gezegd: alles is uit de kast gehaald om het de dieren naar de zin te maken. Voorzover ik dat als leek kan zien, vertonen zij dan ook natuurlijk gedrag. Op een hoop zand staan stokstaartjes op de uitkijk alsof het de woestijn zelf is. Volwassen olifanten beschermen een jong - ja, waartégen eigenlijk? - en apen vlooien elkaar ongegeneerd waar je bij staat. Geen dier lijkt zich bewust van de drommen nieuwsgierigen, de flitsende camera’s, de jengelende kinderen. Hoe ver rijkt hun gezichtsvermogen, hun bewustzijn? Wat weten ze van wat ze missen? Ach, wat weten wíj van wat we missen? En wat niet weet, dat deert toch ook niet?! De verzorging hier stijgt in ieder geval ver uit boven de verzorging op veel andere plaatsen in onze samenleving.
Zo draaien mijn gedachten in een kringetje rond. Ben ik vóór of ben ik tégen een verzameling dieren van over de hele wereld op zo’n heel klein stukje Nederland?
Misschien moet ik nog eens terug, op een miezerige doordeweeksedag, ergens in de winter. Om zonder afleiding van zoveel soortgenoten onder de indruk te komen van al die bijzondere dieren, die ik in ieder geval nóóit zal zien in mijn-tuin-op-ware-grootte!

November 2006

zondag 15 oktober 2006

over de walnoot: DE NOTELAAR

HEGGENMUSSEN
Een nótelaar? Wat is dat? Een slecht presterende notaris? Een notulist die er met de pet naar gooit? Of een pianist die maar wat aanrommelt! Is het wel Nederlands? Nou, een béétje: notelaar is het Vlaamse woord voor notenboom; nog iets preciezer: voor okkernoot ofwel walnoot. Zeg maar: Juglans regia! Dat had ik er wel meteen boven kunnen zetten, maar ik vind ‘notelaar’ zo’n gezellig woord - vandaar.

Het is herfst en dat is de goede tijd om bomen-in-rust te planten. En wat is er nu leuker dan samen wat noten te kraken die je zelf geraapt hebt, in je eigen tuin! Maar laat ik eerlijk zijn en meteen de afmetingen van een volwassen notenboom vermelden: 23 meter hoog en 6 meter breed. De Zwarte walnoot (Juglans nigra) haalt zelfs de 35 meter! Het zijn prachtige bomen met hun brede, goed licht doorlatende kronen, die als solitair het best tot hun recht komen en daarbij ook nog echte zonaanbidders zijn. Dat vraagt om een tuin van navenante afmetingen.
Maar waarom zou een buurtvereniging niet bij de gemeente kunnen aankloppen met het verzoek een walnotenboom in de groenvoorziening op te nemen? Als een bescheiden aanvulling op de voorgestelde ‘pluk’bossen voor allochtonen - ook autochtonen plukken graag in het openbaar groen!
GESCHIEDENIS
De walnoot wordt al sinds de Oudheid in West-Europa gekweekt. Dat de boom in hoog aanzien stond moge blijken uit zijn naam. Juglans is een samentrekking van Jupiter en glans en betekent: noot of eikel van Jupiter. Een godenboom! De betekenis van het toegevoegde regia is: koninklijk.
De Kelten schreven rustgevende tot zelfs slaapverwekkende eigenschappen toe aan deze boom. Ook zou de boom klaarheid brengen en de wil sterken: voor het nemen van belangrijke beslissingen ging men dan ook graag onder een walnotenboom zitten. In de Signatuurleer, waarin men geneeskracht toeschreef aan planten die op lichaamsdelen lijken, werd de walnoot gebruikt bij de bestrijding van aandoeningen aan hoofd of hersenvlies. De harde schaal komt overeen met onze schedel; het dunne vlies om de ‘noot’ zou het hersenvlies kunnen zijn en de kern (‘noot’) toont gelijkenis met de hersenen. Was de boom in de Griekse mythologie een symbool van wijsheid, na de kerstening werden hem andere krachten toebedacht. Wie onder de boom in slaap viel, zou ernstig ziek worden. Dat leidde er zelfs toe dat ter dood veroordeelden konden kiezen voor ‘de dood met de walnotenboom’; dan moesten ze onder de boom slapen en was daarmee hun lot bezegeld. Last van vliegen en muggen hadden ze daarbij in ieder geval niet, want die verdragen de geur niet van de etherische olie die door de bladeren wordt afgescheiden. Daarnaast dacht men in die tijd ook dat de walnotenboom bescherming gaf tegen blikseminslag en toverijen: dat was dan mooi meegenomen! Zo niet in Amerika. Scheepsbouwers daar meenden dat de Zwarte walnoot (Juglans nigra) juist bliksem aantrok: géén walnotenhout voor hun schepen! Het mooi getekende hout wordt tot op heden gebruikt voor meubels, parket, lambrizeringen enzovoorts. Het is taai, buigzaam en duurzaam. Het mooiste walnotenhout bevindt zich in de stamvoet (wortelnotenhout). Daarom worden deze bomen bij voorkeur niet gekapt, maar uitgegraven. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kapten de Duitsers duizenden walnotenbomen voor de productie van … geweerkolven. Zelfs vliegtuigpropellers werden ervan gemaakt!
Voorzichtig kraken, voor een kransje!
DE NOTEN
Wie als particulier een notelaar aanplant doet dat natuurlijk vooral om de noten. En hoewel het harde groeiers zijn (ongeveer een meter per jaar), duurt het toch wel tien jaar voor de eerste noten geraapt kunnen worden. Dat proces kun je bespoedigen door een grotere, en dus oudere, boom te kopen. Zorg voor een ruim plantgat en maak de aarde diep los. De walnoot houdt van vochtige kalkhoudende grond, een goede afwatering en een standplaats in de volle zon. Omdat er sprake is van vorstgevoeligheid kan er in verband met late nachtvorst het best gekozen worden voor laatbloeiende rassen, zoals ‘Buccaneer’, ‘Red Danube’ (met rood gekleurde kernen) of ‘Broadview’. Behalve lekker zijn de noten ook heel gezond. Als ze in oktober uit de boom vallen, moeten ze uit de bolster gehaald worden. Na droging in een goed geventileerde ruimte zijn ze minstens twee jaar houdbaar.
WALNOTENOLIE
Je kunt er ook goed mee boenen: wrijf met een opengesneden noot over een meubelstuk, zodat de walnotenolie vrijkomt. Even laten drogen en dan met een zachte doek nawrijven. Lichte plekken kleuren donkerder door deze behandeling. Daar kunnen we zelf ook ons voordeel mee doen: walnotenolie is niet alleen verzachtend en versterkend voor de huid, maar versterkt ook het bruiningsproces. In ‘The Observer’s Book of Trees’ (1975) schrijft H.L. Edlin zelfs dat ‘gypsies’ het sap uit gekneusde walnootbladeren gebruikten als een bruiningslotion. Misschien eerst even op een onopvallend plekje uitproberen! Terug naar de boom. Snoeien hoeft in principe niet, maar als het toch nodig is, bijvoorbeeld om dood hout te verwijderen of om in het begin de kroon te corrigeren, kan dat van begin juni tot uiterlijk begin oktober of direct na de bloei. Buiten deze perioden zullen snijvlakken hevig ‘bloeden’. Bruine vlekken op blad en bolster duiden op de bacterieziekte ‘Chromaphis juglandis’, die ook veroorzaakt kan worden door teveel bemesting. Pas daar dus mee op.
Alles bij elkaar is zo’n gezellige notelaar een aanwinst voor de tuin of je omgeving. Zoek er een op, ga er een tijdje onder zitten en kom tot de juiste beslissing inzake de aanplant van een walnotenboom: een monument voor 150 jaar, want zó oud kunnen ze worden!
Oktober 2006

dinsdag 10 oktober 2006

HAARNETJES

In míjn tuin …

… doet de herfst op subtiele wijze zijn intrede. Zaden rijpen en bladeren verkleuren in het zachter wordende licht. Per dag worden de schaduwen langer en in de vroege ochtend legt de dauw een waas over de tuin en wordt het fijnste spinrag zichtbaar, als zilveren druppels het zonlicht weerkaatsen: parelsnoertjes van tak naar tak, in kunstige patronen.
Maar tegen de tijd dat ík naar buiten kom, zijn de druppels verdampt; van de parelsnoertjes resten nog slechts dunne draadjes, bijna onzichtbaar. En zo hoort het ook - anders zou die dikke kruisspin, ondersteboven middenin zijn web, niks vangen. Hij leeft van de insecten die per ongeluk in zijn kleverige draden verstrikt raken: vliegen, muggen, wespen, bladluizen. Een enkeling heeft geluk en weet zich los te rukken. Is het web teveel beschadigd of plakken de draden (van eiwit) niet meer, dan eet de spin zijn ‘huis’ op en weeft ’s nachts een nieuw vangnet. De prooi wordt in draden gewikkeld en vervolgens met verteringsenzymen ingespoten: kleine klontjes in het web. Pas als de prooi van binnenuit verteerd is, kan de spin er zijn maag mee vullen.
En dat is geen kannibalisme. Want in tegenstelling tot wat veel mensen denken, is een spin géén insect; hij behoort tot de ‘geleedpotigen’. Als het zo uitkomt deinst hij er trouwens niet voor terug een andere geleedpotige in te pakken, voor consumptie. Dus tóch een kannibaaltje. Het zij hem vergeven, als effectieve insectenbestrijder in de tuin.
Als het even kan moet je het spinnenvolk dan ook met rust laten. In ons land komen geen gevaarlijke spinnen voor en je hoeft er dus ook niet bang voor te zijn. Oké, ze lopen harder dan ik en ze kriebelen in mijn nek, maar daar blijft het dan ook bij. Handig voor spinnen in huis is de spinnenvanger die je via internet kunt bestellen. Het vernuftige apparaat wordt in een cadeaudoos thuisbezorgd, compleet met een prachtige zwartwit poster vol vliegertjes en kruipertjes. Als je die op het toilet hangt, ben je binnen de kortste keren vertrouwd met kleine kriebelbeestjes!

Ook in het compostvat wordt geweven!
Maar ik geef toe dat het buiten lastig kan zijn. Met mijn fiets aan de hand op weg door de achtertuin is het oppassen geblazen. Ik buk waar het kan, of ik ‘hang’ zo’n web even aan de kant, maar altijd ontsnapt er wel één aan mijn spiedende ogen. En zo verlaat ik alsnog met een zelfklevend haarnetje op mijn hoofd, een “pfff” spinnendraad over mijn neus en een dikke kruisspin, vrolijk bungelend naast mijn linkeroor, mijn tuin, waar de herfst zo subtiel zijn intrede doet.

Oktober 2006

zondag 10 september 2006

GIANT GEORGE

In míjn tuin …
… valt er ‘s zomers wel eens wat te snoepen. Zo af en toe verdwijnt er iemand om de hoek en als het dan een tijdje stil blijft, weet ik dat er daar van de japanse wijnbes gesnoept wordt. Want dat doe ik zelf ook: de roodste uitzoeken, voorzichtig losdraaien, even ‘checken’ en dan in je mond stoppen. Dat is stil genieten!
'Tiny Tim'
Vorig jaar had ik ook potten met zelfgezaaide tomaatjes. ‘Tiny Tim’ heetten ze (Kleine Tim). Het was een groot succes. Tomaatjes in overvloed die zó, in het langslopen, geplukt konden worden. Én gegeten! Geen toestanden in de keuken met zelfgemaakte diepvriestomatensoep voor een heel jaar, maar gewoon ter plekke consumeren. Dat wilde ik dit jaar wéér.

Helaas kon ik ‘Tiny Tim’ niet vinden bij de tomatenzaadjes. Maar er was keus genoeg en uiteindelijk bleven mijn ogen hangen aan ‘trostomaten’. In gedachten zag ik de platte bakjes in de supermarkt met daarin een keurig trosje babytomaatjes en zonder verder nog naar de beschrijving te kijken, pakte ik een zakje ‘trostomaten’.

De zaadjes kiemden voorspoedig en na het verspenen en de IJsheiligen kon ik een royale hoeveelheid plantjes afharden. Voor zulke lekkere tomaatjes zijn altijd wel liefhebbers te vinden: mijn dochter, de buren links, de buren rechts. Iedereen wist van het succes van vorig jaar. Ook mijn moestuinvriend hield zich aanbevolen voor “… niet te grote planten.” Welnee joh, dit zijn van die kleintjes!


'Giant George'
Ze groeiden niet hard, in het begin, maar ik zette er alvast stokjes bij om ze aan te binden, keurig op maat, met lege yakultflesjes erop als oogbeschermers. En toen werd het warm: met dikke stengels en grote bladeren passeerden mijn trostomaten achteloos de yakultflesjes en binnen de kortste keren had ik een ‘flodderbos’ van planten met weinig, maar grote tomaten. Pas toen begon ik argwaan te krijgen.

Dit léék niet op ‘Tiny Tim’. “Giant George!” grapte mijn dochter en ik lachte als een boer die kiespijn heeft.
Toen mijn moestuinvriend een maaltje boontjes kwam brengen, informeerde ik naar zíjn tomaatjes. In de volle grond en zon van zijn moestuin waren het flinke planten geworden en hij had al veertig tomaten geteld, zei hij. En het gaf níks, dat ze zo groot waren. Hier sprak een ware moestuinier, die met zijn geoefend oog ook onmiddellijk zag dat mijn tomaten rare plekken hadden. Ook dat nog.
Volgend jaar weer ‘Tiny Tim’, want ‘Giant George’ is een maat te groot voor mij en mijn snoeperige tuin!

September 2006

maandag 10 juli 2006

PERFECT


De Theetuin in Weesp
van
Jacqueline van der Kloet
In míjn tuin …

 
Strakgesnoeide meidoorns
... mag je misschien perfectie verwachten. Maandelijks schrijf ik mijn lezers voor wat te doen en wat te laten in de tuin. Dan zal ik het in mijn eigen tuin wel perfect voor elkaar hebben! Nou, nee. Niets menselijks is mij vreemd. Ik ben ongeduldig, te wild met de snoeischaar en ik blijf maar planten aanslepen, waar allang geen plek meer voor is.
Als de vriend van onze dochter belt: “Komen jullie naar Amsterdam?”, wrijft mijn man zich de handen. We zijn nog niet op het Max Euweplein geweest, waar altijd wordt geschaakt en op de Haarlemmerdijk zit een schaakboekenwinkel en in de Kalverstraat heeft De Slegte een afdeling schaakboeken. “Ja, leuk!” Hij vergeet even dat het één tegen drie is: één schaakliefhebber tegenover drie tuinliefhebbers! En die willen naar het Muiderslot, met tuin, en naar Weesp: de Theetuin van Jacqueline van der Kloet. We sluiten een compromis: vóór het besproken etentje rinkelen we met de tram over de Overtoom tot aan het Max Euweplein en sjouwen dan richting Kalverstraat, pakken een terrasje en noteren rond winkelsluitingstijd de Haarlemmerdijk voor een andere keer, want de volgende dag is geheel gereserveerd voor tuinbezoek!
In de Theetuin kun je wel een paar uur doorbrengen.


De tuin is aangelegd langs brede slingerende paden van heel fijn grind. Prachtige borders met buxusbeertjes en strakgesnoeide (meidoorn)bomen tussen rondgeknipte hagen.


Lapjeskat!
De ovale vijver, omsloten door een manshoge haag, is een stilteplek. Jacqueline van der Kloet legt de laatste hand aan een buxussculptuur en verdwijnt door een hekje met ‘privé’ erop: de tuin is nu voor de bezoekers. Tot in de puntjes verzorgd en een lust voor het oog: perfect! Royale plantengroepen hebben de ruimte; hier wordt niet gepropt, zoals ík dat thuis doe. Langs een trap komen we op de hoge wal langs het water met doorkijkjes op Weesp en de jachthaven. Twee zwartgekopte schapen houden het gras kort en onze schaakliefhebber vermaakt zich met de lapjeskat. Langs een tweede trap komen we weer in de tuin: voor koffie en gebak. In de hulst langs het terras wordt een pluizig staartmeesje gevoerd door zijn ouders. De plantenafdeling is niet groot, maar ik vergeet op slag de royale, niet gepropte plantengroepen en kies: één geranium ‘Lord Bute’, één sisyrinchiumpje (dat ik zonder wegwijzers in mijn tuin vast nooit meer terugvind) en, alvast voor de kerstversiering, een lampionplant die met zijn knaloranje lampionnen niet past in mijn kleurenschema.
Maar als we ’s avonds naar huis rijden, ben ik als altijd blij met de nieuwe aanwinsten, voor mijn verre van perfecte tuin!

Juli 2006

donderdag 15 juni 2006

EEN DESTRUCTIEVE HOBBY?

HEGGENMUSSEN

Resultaat!
De aankomende tuinier verheugt zich over de kale grond bij zijn zojuist opgeleverde huis. Hij heeft vanaf nu een nieuwe hobby: tuinieren, en is vastbesloten er iets moois van te maken. Allereerst bewerkt hij de grond tot een vruchtbare bodem. Hij rolt een grasmat uit en plant hagen, bomen en struiken. Op de voorgrond zullen vaste planten de tuin opfleuren en voor het vroege voorjaar stopt hij bollen in de grond. Waar nodig houdt hij zich aan bemestingsschema’s en in tijden van droogte besproeit hij zijn tuin royaal met water. Het succes kan zo niet uitblijven en al gauw zit de groei er goed in. Merkwaardig genoeg is dit ook het moment voor een grote omslag bij de tuinier. Hij zal zijn tuin van nu af aan niet meer betreden zonder een snoeischaar, grasmaaier, takkenschaar, heggenschaar of boomzaag! De tuin is een ‘maaiveld’ geworden. Weliswaar met verschillende niveaus, maar toch. De eerste kopjes die rollen zijn de bloembollenbloemen en de tuinier moet zich inhouden om niet ook meteen stengels en bladeren af te knippen. Spoedig daarna beginnen de hagen een wollig uiterlijk te krijgen en hij haast zich om zijn hagen met de heggenschaar tot de orde te roepen. Voorjaarsbloeiende struiken worden ontdaan van uitgebloeide takken: weg ermee en bij het maaien van het gras stelt hij de messen per week een centimeter lager af. Destructie alom! Daarna heeft de tuinier veel werk met het bemesten van zijn ‘maaiveld’: voor nieuwe groei.
Het lijkt op water naar de zee dragen: groeien doet kennelijk snoeien. Toch is de uitdrukking precies andersom: snoeien doet groeien! En dat is óók waar. Snoeien is een belangrijk onderdeel van het tuinieren. Vruchtzetting en bloei worden erdoor bevorderd, maar ook de verdichting van een struik of haag. Bovendien houd je je planten al snoeiend binnen de perken en die zijn voor de meesten van ons nu eenmaal beperkt. Handig om te weten: sterke snoei leidt tot sterke groei en lichte snoei zal de groei slechts matig beïnvloeden.
SNOEIGOEDE HAGEN
Het meest gesnoeide onderdeel van de tuin is de haag. Haagplanten kunnen sterk van elkaar verschillen, maar één eigenschap hebben ze gemeen: ze verdragen sterke snoei. En die is niet alleen nodig voor de vorm, maar ook om de groei en daarmee de dichtheid van de haag te bevorderen. Voor hagen is in de tuin vooral een ondersteunende rol weggelegd; ze dienen zowel letterlijk als figuurlijk tot omlijsting en moeten met zorg gekozen worden. Wie een haag wil planten moet veel afwegingen maken. Hoe hoog moet hij worden; wintergroen of bladverliezend, of zelfs winterbruin; met stekels tegen ongewenste indringers; al dan niet snelgroeiend; duur of goedkoop; hoe vaak moet er gesnoeid worden; grof of fijn blad, licht of donker? Ik heb de meest voorkomende haagplanten op een rijtje gezet. De prijzen komen uit de catalogus van de fa. Esveld (www.esveld.nl) en kunnen afwijken van die van andere leveranciers. Bovendien geeft Esveld nog kortingen, afhankelijk van de bestelde aantallen. Het gaat hier dus alleen om een vergelijking: goedkoper of duurder.
Bij de beukenhaag (Fagus sylvatica) zijn beide categorieën vertegenwoordigd. De ‘gewone’ beuk kost € 1,50 terwijl voor de rode beuk (F.s. ‘Purpurea’) het tienvoudige betaald moet worden: € 15,-. Bij zo’n prijsverschil zou je van kleur verschieten! Een imposante rode beuk op het boerenerf is dan ook van oudsher een teken van welvaart. Maar rood of groen: met beuken heb je een mooie haag, die ook in de winter een passende achtergrond biedt met het verdorde blad dat pas in het voorjaar afvalt. Beuken zijn geen snelle groeiers en hoeven maar twee keer per jaar gesnoeid te worden: in de tweede helft van juni en nog eens in de tweede helft van september.
Ook mooi is de gewone haagbeuk (Carpinus betulus). Iéts goedkoper (€ 1,25). Haagbeuk verliest in de winter zijn blad, maar loopt in het voorjaar eerder uit dan de beuk. Ook groeit hij sneller. Wanneer de uiteindelijke vorm bereikt is, kan hij tot vier keer per jaar gesnoeid worden. Doordat de haagbeuk een fijnvertakte groeiwijze heeft, is hij ook heel geschikt voor het vormen van bogen of zelfs een compleet prieel.
Wel héél gewoon is de liguster. Ligustrum vulgare ‘Atrovirens’ (bladverliezend) kost bij Esveld € 1,50. Bij de tot nu toe genoemde planten gaat het om een afleverhoogte van 50 tot 60 centimeter. Ligustrum ovalifolium (half wintergroen) kost € 2,- bij een hoogte van 60 tot 80 centimeter. Snelle groeiers, die van april tot oktober wel zes keer gesnoeid kunnen worden. Per strekkende meter zijn van de tot nu toe genoemde haagplanten drie exemplaren nodig.
Een krachtige, altijd groene haag geeft de heggenconifeer (Cupressocyparis leylandii) voor de prijs van € 7,-. Per meter twee à drie planten. Deze conifeer kan per jaar wel een halve meter groeien, maar hoeft toch maar één keer per jaar gesnoeid te worden: in juni. Onder het motto: ‘mag het ietsje meer zijn?’ veel waar voor je geld en niet teveel werk.

'Trapezium' in Prunus
Voor een laurierhaag (Prunus laurocerasus ‘Rotundifolia’) heb je aan twee planten per meter genoeg à € 10,- per stuk. Ook in de winter een levendige achtergrond met zijn grote glanzende bladeren. De laurier kan zelfs meer dan een halve meter groeien per seizoen. Snoei hem eind juni, begin juli en knip in oktober uitstekende takken weg.
Taxus staat bekend als een dure haag. Voor Taxus baccata rekent Esveld € 11,-. De plant heeft dan een hoogte van 50 tot 60 centimeter. Bij een hoogte van 30 tot 40 centimeter is de prijs € 7,55. Daarmee kun je in ieder geval aardig besparen op een toch wel heel mooie haag, die meer dan een leven lang meegaat.
Mooi en heel onplezierig om erdoorheen te breken is de gewone scherpe hulst (Ilex aquifolium). Per twee meter zijn vijf exemplaren nodig à € 20,-, maar daarvoor krijg je er van oktober tot november dan ook bessen bij. Snoeien als de laurier, met stevige handschoenen aan!
Als het allemaal niet zo hoog hoeft, is de randpalm (Buxus sempervirens) een uitstekende wintergroene haagplant. € 1,75 per stuk (15 tot 20 centimeter hoog) en vijf stuks per meter. Vanaf mei kan de buxus tot vijf keer per jaar gesnoeid worden. Wie geduld heeft kan ook zelf stekken of bij vrienden en familie taxuszaailingen inzamelen – geeft veel voldoening.
UITVINDING!
Tot slot een zelfbedacht snoeihulpstuk. Wanneer haag en vaste planten vrijwel in elkaar overgaan (!) is het opruimen van het snoeiafval een lastig karwei. Neem een rechthoekige plaat hardboard en schroef een scharnier in het midden van een lange zijde. Schroef aan het scharnier een lat en je hebt een ‘uitklapbord’ om voorzichtig tussen haag en beplanting te schuiven (zie foto). Het snoeiafval kan nu gemakkelijk bij elkaar gepakt worden. Wel steeds het bord een stukje opschuiven. Dubbelfunctie: bij tuinfeestjes kan het bord met een passende tekst op de stoep gezet worden: Hier is ‘t.
En hoewel het er soms de schijn van heeft: tuinieren is géén destructieve hobby!
Juni 2006

zaterdag 10 juni 2006

UITGAANSGEBIED

 In míjn tuin … 

… wordt het tijd voor een bewakingscamera. Het is een uitgaansgebied met alle kenmerken van dien en dus zijn ook de duistere kanten van de samenleving vertegenwoordigd. Vandalisme, ontvoeringen en doodslag zijn er aan de orde van de dag. Ik ben weliswaar beheerder van dit gebied, maar heb vrijwel geen zicht op wie, wat, waar of hoe. Het instellen van een uitgaansverbod werkt niet. Je róept wel: “En nu is het afgelopen!”, maar dat heeft geen effect.
Soms is er een spoor, maar dat loopt altijd dood bij het hekje of achter de regenton. Of de dader is via het luchtruim ontkomen: ook niet meer te traceren. De getuigen in mijn tuin zijn altijd stil. Zoals het kratertje in het buxusblok. Afgescheurde takjes geven een indicatie van het gewicht van het projectiel: een kat die, als een bommetje van de hoge duikplank, in de buxus is gekletterd? Een spoor van geknakte monnikskappen achter de vijver doet een overhaaste aftocht van een kat vermoeden. Maar nu het plantendek zich sluit, zijn pootafdrukjes niet meer terug te vinden.

Uitgaansgebied, onze achtertuin.
Zware verdenking rust op de ‘kra kra’ krassende kraaien in de zaak van het merellijkje, alsmede in die van de ontvoering van zijn nestgenootjes. Hun hoog, meerstemmig gepiep, als zat er een blazersensemble in de klimop, klonk nog na in mijn oren toen ik het levenloze mereltje op het terras aantrof. Gegrepen, maar niet gegeten. Hoogstwaarschijnlijk zijn z’n nestgenootjes wél opgenomen in de voedselketen, hetgeen aangemerkt kan worden als een verzachtende omstandigheid. Het leed overigens, dat door merelouders met hun onbeholpen hakwerk wordt aangericht onder de wormenpopulatie, is ook niet misselijk.
Ondanks strategisch uitgelegde bamboestokken zijn vrijwel alle goudvissen verdwenen. Aangezien de oorzaak niet gezocht kan worden in een wervelstorm, die ze uit de vijver gezogen zou hebben, moet het een criminele reiger geweest zijn. Ik vertelde mijn man van de reiger die overvloog, toen ik wanhopig nog wat voer in de lege vijver gooide, en die “Kèk!” riep. “Bedánkt?” vroeg mijn man. “Nee, bíjvullen!”
De knoppen van de forsythia werden gepikt door vitamineverslaafde dakloze mussen.

Tel de mussen!
(Aanklikken voor vergroting!)
En de vervuiling hier is buiten proportie. Niet één vogel heeft zich in de afgelopen winter bekommerd om het gemorste voer, zodat mijn tuinplanten zich nu moeten zien te handhaven in een woud van grassen, granen en wat er nog meer versneden wordt in vogelvoer.
Er komt een bewakingscamera in de appelboom en in de berging zullen we een meldkamer inrichten die door mijn man en mij in ploegendienst zal worden bemand.
Want uiteindelijk doe je álles … voor je tuin!
 
 
Juni 2006

maandag 15 mei 2006

ACHTER DE GERANIUMS SCHIJNT DE ZON

HEGGENMUSSEN
Je kunt geen krant meer openslaan of er staat iets in over ‘vergrijzing’: er hangt een grijze wolk boven ons land. Vroeger vonden we de grote grijze geitenbreier (Harry Mooten in de Film van Ome Willem) gewoon leuk en grijze koppies ‘achter de geraniums’ waren een normaal verschijnsel. Maar dat is niet meer zo. Want nu er steeds meer grijze koppies komen, hangt er een prijskaartje aan. Wie zal de geraniums betalen?! Na de eerste doemscenario’s is er inmiddels een glinsterend randje rond de grijze wolk verschenen: de zon schijnt nog steeds, daarachter, en het kon nog wel eens meevallen met het prijskaartje, nu er met de vergrijzing ook zicht komt op minder files en meer werkgelegenheid. En steeds minder ‘bejaarden’ zitten achter de geraniums, druk als ze het hebben met allerlei bezigheden buitenshuis. Velen van hen leveren nog steeds een bijdrage aan de maatschappij. Op de Ouderendag, 1 oktober, wordt dan ook elk jaar de Gouden Geranium uitgereikt aan een actieve oudere!
En nu er toch zo geschrapt wordt in het woordenboek, stel ik voor ‘achter de geraniums zitten’ ook maar uit de Van Dale te halen (14ᵉ druk, 2005). En wel om drie redenen: de uitdrukking geeft een verkeerd beeld van gepensioneerden, is slecht voor het imago van de geranium en is ook nog eens foutief, omdat het op de vensterbank om Pelargoniums gaat!
PELARGONIUM
Vorig jaar was pelargonium de best verkochte tuinplant op de Nederlandse bloemenveilingen. Viool en buxus volgden op de tweede en derde plaats. Razend populair dus, die ‘geranium’. Het geslacht telt honderden soorten, waarvan de meeste oorspronkelijk uit Namibië en Zuid-Afrika afkomstig zijn. De meest voorkomende soorten in ons land zijn hybriden (kruisingen) uit de Kaapstreek in Zuid-Afrika: pelargonium zonale (staand) en pelargonium peltatum (hangend). Rond 1600 werden met VOC schepen de eerste ‘geraniums’ ingevoerd en naar de Leidse Hortus gebracht, waarna ze bijna tweehonderd jaar tot één van de belangrijkste plantengroepen zouden behoren in de oranjerieën van kasteeltuinen. In 1787 beschreef de Franse botanist L’Heritier de ‘geranium’ als een apart geslacht onder de naam pelargonium. ‘Geranium’ is afgeleid van het Griekse woord ‘geranos’: kraanvogel. ‘Pelargonium’ is een afgeleide van het Griekse ‘pelargos’: ooievaar. Om de verwarring compleet te maken noemen wij de geranium ‘ooievaarsbek’ en de pelargoniumgeranium’!


Geranium, 'reigersbek'
De geranium was geliefd in heel Europa. In de Engelse literatuur wijdde men gedichten aan deze plant en ook in de Nederlandse literatuur wordt de geranium genoemd. Citaat uit het proza van Jacobus van Looy (1889): “Hij ging (…) langs bonte geraniums, vol met schelle bloemen, een gebrokkeld rood, dat nog klaterde in het doeze licht van den avond.” In het hedendaagse proza van de ‘bloementaal’ betekent de citroengeranium: een onverwachte ontmoeting en staat de Franse geranium voor ware vriendschap. De gewone rode geranium wordt domheid toegeschreven. Laten we er maar een cobea (winde) naast zetten. Die betekent: kletspraatjes!
HET VERSCHIL
Wat is nu in de praktijk het verschil tussen geranium en pelargonium? Geranium is een geslacht van vaste planten, dat in hoofdzaak in de gematigde streken voorkomt. Pelargonium is in ons klimaat eenjarig, tenzij hij gepromoveerd wordt tot kuipplant en binnen mag overwinteren. Als afkomstige uit subtropische streken verdraagt pelargonium geen vorst. Een grappig voorbeeld uit de praktijk is pelargonium triste, gele bloemen met soms een paars randje, die bloeit en ’s nachts zijn zoete nootmuskaatgeur verspreidt als het in Zuid-Afrika voorjaar is en bij ons … winter. Hij staat er hier triest bij, in de zomer.
Pelargonium, 'ooievaarsbek'

De Franse geranium (P. grandiflorum) behoort tot het gilde van de kamerplanten, omdat zijn open bloemen zo slecht tegen regen kunnen. Maar de ‘Oostenrijkers’ zijn wel wat gewend: dat zijn de uitbundig bloeiende hanggeraniums die het zo geweldig doen in bloembakken onder de ramen en aan balkonhekken. Ook leuk in hanging baskets, samen met staande geraniums. Wat kleur betreft is er een ruime keuze in tinten rood, roze, oranje, gestreept, maar ook zuiver wit en héél donkerrood.
Pelargonium 'Lord Bute'

Zoals bijvoorbeeld ‘Lord Bute’: zeer donkerrood met een fijn roze randje langs de bloemblaadjes. Om te hébben! Ook het blad van geraniums kent vele verschijningsvormen. Minder algemeen, maar in opkomst, zijn de geurgeraniums, waarbij de geur vooral van het blad komt. Kies maar: rozengeur, pepermunt, ananas, citroen, muskus, chocola, sinaasappel, appel en zelfs perzik en cederhout. Daar moet je uiteraard wel naar zoeken. Een goede kans maak je in Meeden, waar Tuingoed Foltz houder is van de Nederlandse Plantencollecties van botanische Pelargoniums, botanische hybriden en bladgeurende Pelargoniums. Het is een mondvol, maar dan weet je ook waar het over gaat: specialisten dus.
VERZORGING
Als je weet waar een plant vandaan komt, geeft dat al een aardige indicatie voor de verzorging. Pelargonium houdt van warmte, maar volle zon is niet de hele dag noodzakelijk. Cactusgrond is ideaal, maar je kunt ook potgrond mengen met zand. Geef twee- tot viermaal per week een flinke gietbeurt met regenwater op temperatuur en eenmaal per week vloeibare mest. Zorg dat een teveel aan water goed weg kan. Pluk de uitgebloeide bloemen er regelmatig uit. Vóór de vorst de planten naar binnen halen en met een derde terugsnoeien. Laat ze op een lichte plaats overwinteren bij een temperatuur van 2 tot 12 graden. Zuinig water geven. In januari kan de plant gestekt worden. Zet stekken van vijf centimeter in aparte potjes met een mengsel zand en potgrond, eventueel met stekpoeder, en houdt ze vochtig maar niet te nat. In februari is het tijd om pelargoniums te verpotten, in een ruimere pot, en na half mei mogen ze weer naar buiten.
ZIEKTEN EN PLAGEN
Een goede verzorging vergroot de kans op gezonde planten. Snoei de pelargoniums tot ‘open’ planten, zodat de wind vocht kan afvoeren. Luizen worden met een waterstraaltje weggespoten of met een mengsel van water, spiritus en groene zeep. Witte vlieg wordt bestreden met een speciaal daarvoor bestemd middel. Bij roest (bruine vlekjes aan de onderkant van het blad) de aangetaste blaadjes mét steeltje in de grijze container gooien. Vertoont de plant kenmerken van een virusziekte (vlekken en/of bobbels op het blad), gooi dan de hele plant in de grijze container om verspreiding te voorkomen.
GRIJS EN GROEN
Tip voor iederéén: ga niet achter de geraniums zitten, maar ga achter de geraniums áán, want het zijn prachtige planten, waar je jarenlang plezier van kunt hebben!
Mei 2006


woensdag 10 mei 2006

MUIZENISSEN


In míjn tuin …
IJzersterke fuchsia!
… is een speciaal hoekje ingeruimd voor kuipplanten. Want ik ben een hobby-tuinier en die willen álles uitproberen. Maar behalve exotische bloemen zijn er ook muizenissen.
Over het snoeien van de Oleander, die het van potplantje tot manshoge struik heeft geschopt, las ik elk jaar iets anders: verdraagt stevige snoei, alleen in model snoeien, vooral níet snoeien, de niet uitgekomen bloemschermen wegknippen, of juist ‘… aan de plant laten’. Gemakshalve koos ik uiteindelijk voor níet snoeien. Vroeger sjouwde ik hem naar de zolder, maar dat kan allang niet meer. En dus overwintert hij met lotgenoten bij het kleine steekraampje in de berging, tussen de vriezer en de fietsen. Zijn takken bind ik wat bezemachtig bij elkaar, zodat Plumbago en Fuchsia er ook nog bij kunnen.
Plumbago ofwel mannentrouw
De Fuchsia heb ik nog niet zo lang. Toen ik hem kreeg was hij één en al bloem. Ik dacht er nog net op tijd aan, hem voor de winter binnen te halen. Hij kreeg zelfs nog een snoeibeurt volgens het boekje, waarna ik er de hele winter geen omkijken meer naar had. Maar toen het al voorjaar was en er nog steeds geen beweging in zat, besloot ik maar eens aan zijn bast te krabben. Ja hoor! Helemaal bruin.
Vol schuldgevoel over het ‘geen omkijken’ nam ik hem mee naar de verste hoek van de tuin om hem aldaar, boven de compostbak, in verteerbare stukjes te knippen. Gelukkig was ik aan de bovenkant begonnen, want op tien centimeter van de wortelkluit keek ik opeens tegen een groen snijvlak aan. Och heden! Snel in een pot met verse grond ermee! En blóeien de hele zomer!
Daar kunnen mijn agapanthussen een voorbeeld aan nemen. Die staan graag krap in de pot, wat jaarlijks verpotwerk scheelt. Maar toen de bloei steeds meer achteruitging, besloot ik ze er toch maar eens uit te halen. De kleinste, een blauwe, huisde in een dure ornamentpot en wat ik ook probeerde: ik kreeg hem er niet uit. De hamer moest eraan te pas komen om de wortelkluit te bevrijden; er bleek vrijwel geen grond meer in te zitten. Hij kreeg een nieuwe pot, met dure potscherven over het afvoergat! De witte Agapanthus, twee keer zo groot, stond slim in een terracottakleurige plastic pot: dat scheelt enorm in het gewicht. Tijdens zijn overwintering in de garage lag er een hoopje grond naast. (Vlak boven de bodem had ik er een gat in gestoten.) Toen ik hem uit de pot haalde om hem te klieven, bleek er midden tussen de wortels een holletje te zijn uitgegraven, dat ‘gevoerd’ was met droge herfstblaadjes: een muizenholletje! Omdat het holletje verder leeg was, kliefde ik nog even door, zodat ik nu víer witte Agapanthussen heb: toch maar mede dankzij de ‘muizenissen’, in het kuipplantenhoekje van mijn tuin!

Mei 2006