donderdag 15 mei 2008

ACHTER DE RODODENDRON ...

Heggenmussen


In mei bloeien de rododendrons. In het Latijn met een h, in het Nederlands zonder. Betekenis van het woord in Oudgrieks: rhodos = roos, dendron = boom. Rhododendrons behoren tot de familie van Ericaceae. De bloem van de rododendron is de nationale bloem van Nepal, zoals de tulp de nationale bloem is van Nederland en Iran.
Ze zijn er al sinds mensenheugenis, maar voor tuiniers werden rododendrons pas interessant met de komst, in 1763, van Rhododendron ponticum (wilde rododendron) uit Klein Azië. De struik sloeg in Europa zó goed aan, dat hij tot op de dag van vandaag ook in het wild nog steeds voorkomt. Op buitenplaatsen, maar ook in bossen en altijd bij voorkeur op zandgrond. Op een groot perceel kan er een prachtige haag mee aangelegd worden. Houd er wel rekening mee dat het blad giftig is voor vee. Al heel lang is bekend dat de honing van nectar uit deze rododendronbloemen giftig is. Wie ervan eet krijgt na twee uur hoofdpijn, last van misselijkheid, tintelingen in vingers en tenen en een afnemende hartslag, tot vijftig slagen per minuut, waarop bewusteloosheid kan volgen. De Griekse geschiedschrijver Xenophon verhaalt al over het gedrag van soldaten die van deze honing gegeten hadden.

... in knop
Rhododendron ponticum dus is een groenblijvende struik, tot zeker vier meter hoog, met vijfentwintig centimeter lang blad en lichtroze tot paarse bloemen met bruine vlekjes in mei en juni. Geschikt voor camouflage!
In zijn conference van 1971 wees cabaretier Wim Sonneveld ons al op dit nut van de rododendron: tijdens de viering van koninginnedag op het bordes van Paleis Soestdijk diende de opperstalmeester van Hare Majesteit de door het volk aangedragen geschenken “achter de rododendrons te sodemieteren”. Maar een compostbak kan natuurlijk ook.
De Bond tegen het Vloeken wilde ook nuttig gebruik maken van de rododendron en stelde voor het woord ‘ródodendron!’ te gebruiken als alternatieve vloek, omdat het woord niet aanstootgevend is en met dezelfde nadruk kan worden uitgesproken als de traditionele vloek. Dat voorstel heeft het niet gehaald: nog elke dag is de traditionele vloek te horen!
Uiteindelijk heeft ook de Rhododendron ponticum het in de tuin niet helemaal gehaald in de concurrentiestrijd met de talloze nakomelingen uit kruisingen met wilde soorten. Van de wilde soorten zijn meer dan zeshonderd bekend en in 1958 al bestond er een (onvolledige) lijst van tienduizend kweekvormen. Dat is nu natuurlijk alleen maar erger geworden. En de azalea’s horen er óók nog bij. Linnaeus heeft deze planten ten onrechte gedefinieerd als een apart geslacht, maar in 1763 is deze fout hersteld. Toch bleef men de naam gebruiken, zij het voornamelijk voor Japanse groenblijvende ‘azalea’s’ en voor bladverliezende ‘azalea’s’.

... ontluikend
De rododendron heeft vele verschijningsvormen, van lage bodembedekkende struik tot boom van wel twaalf meter hoog. De bloemen komen in talloos veel kleuren en schakeringen voor. Toen ik een rododendron uitzocht voor een schaduwrijke hoek wist ik dat allemaal nog niet. Het was na tien jaar dan ook een teleurstelling dat mijn rododendron nog steeds niet hoger reikte dan een halve meter. Ik kende de rododendron vooral van wandelingen in parken, bijvoorbeeld achter de Fraeylemaborg in Slochteren! Gelukkig heeft de struik ook de eigenschap om een compacte wortelkluit te ontwikkelen, zodat hij in principe goed te verplanten is. Want ook teveel schaduw is een belemmering voor groei en bloei. Nadat ik mijn exemplaar op een lichtere plek had gezet, bloeide hij op. Nu, twintig jaar later, nadert hij de hoogte van één meter. Prima, bij nader inzien!

... en in bloei!
Rodo’s (koosnaampje van Engelse tuiniers) geven de voorkeur aan een iets zure en luchtige grond. In klei dient daarom een ruim plantgat gegraven te worden, waarin turf wordt aangebracht. Geef vooral in het begin regelmatig water. Later is dat niet meer nodig, tenzij de bladranden verkleuren: dat duidt op watergebrek. Bemest bij voorkeur met speciale rododendronmest (ook heel geschikt voor Erica, heide), hooguit één keer per jaar. Koeien- of kippenmest is uit den boze wegens een te hoog kalkgehalte. Dat geeft verbrandingsverschijnselen; het blad wordt geel en de plant sterft af. Compost mag wel, elk jaar een flinke laag. Dat houdt de bodem vochtig. Voor dat doel kan ook een onderbeplanting aangebracht worden met bijvoorbeeld Geranium macrorrhizum of maagdenpalm (Vinca minor of major). Zowel de compost als de bodembedekkers zullen onkruidgroei tegengaan, zodat ter plekke niet geschoffeld hoeft te worden. De meeste soorten rododendron wortelen ondiep en dan moet je oppassen voor beschadiging van de wortels.
Groeit je rodo je onverwacht boven het hoofd, dan kan de struik zowel in de hoogte als in de breedte teruggezet worden. Doe dit direct na de bloei. Het blad groeit in kransen rond de stengel. Snoei een tak boven zo’n bladerkrans. Snoei kale stengels boven een slapende knop. De struik zal snel weer uitlopen en met een beetje geluk zelfs meteen bloemknoppen aanleggen voor het volgend jaar. Vooral in een goede zomer.
Daar hopen we dan op!

Mei 2008

zaterdag 10 mei 2008

SITTING IN THE SHADE



In míjn tuin …
              
               … is het weer dringen geblazen. Vaste planten bevechten hun plekje op het bollengoed, dat ik in de loop der jaren kwistig rondgestrooid heb en dat zich intussen ook succesvol vermeerderd heeft. Gemakkelijke bollen, ook voor verwildering: éénmaal poten, levenslang plezier! Zo hou je tijd over om uit karton gesneden letters aan te brengen op kastdeuren in de logeerkamer, zodat logees, die zich na een blik uit het raam op de tuin beneden omdraaien, het volgende te lezen krijgen: ‘gardens are not made by sitting in the shade’. Volgens mijn zoon mist er een ‘h’: ‘… by s(h)itting in the shade’. Was leuk geweest, maar met een citaat van Joseph Rudyard Kipling moet je toch liever geen grapjes uithalen. Hoe dan ook: een tuin wordt dus niet gemaakt door in de schaduw te zitten!


               Ik zou de boel eens grondig moeten aanpakken: de tuin leeghalen, bollen en vaste planten uit elkaar peuteren, de helft afvoeren en de rest op ruime afstand van elkaar terugplanten.
               Onze logeerkamer kijkt ook uit op de tuin van de buren, die een stuk minder overspannen beplant is dan de mijne. In de zomer is het een lust voor het oog; precies zoals je het zelf zou willen hebben. Nu, in het voorjaar, gaat het er rustig aan toe en steken de opkomende planten frisgroen af tegen de omringende aarde. Mijn blik glijdt terug, over de heg, naar mijn eigen gedoetje: helemaal groen! Bosjes blad van sneeuwklokjes, her en der groenwit gestreepte krokusblaadjes. Grote bladeren van de herfsttijlozen en sierlijke groene sprietjes, werkelijk door de héle tuin, van kievitsbloemen, die misschien volgend jaar al zullen bloeien! En dan die uitdijende pol vogelmelk; dat wordt toch ook aangeraden, meer van één soort?! Langs het paadje zijn een massa zaailingen van de herfstkrokussen opgekomen. Mooi, straks in oktober! De zwarte ophiopogon deelt zijn plek met blauwe druifjes en het staat ze allebei goed. Het narcissenblad zal ik in bosjes bundelen, dan vlij ik ze later onder het blad van de pachysandra. Zo laat ik ook het krokusblad verdwijnen, onder lievevrouwenbedstro. Dit is míjn manier van tuinieren!
En als in de zomer de vaste planten bloeien, dicht naast en door elkaar, is het tijd voor wat ‘sitting in the shade’ - dan heeft mijn tuin het weer hélemaal gemaakt!
Mei 2008