maandag 15 maart 2010

VASTE PLANTEN IN HET VOORJAAR

Heggenmussen


Allemaal kijken we uit naar de eerste sneeuwklokjes, akonietjes, krokussen en al die andere voorjaarsbollen. Want na de winter en de grote opruiming is het natuurlijk een kale boel geworden. Maar we zijn niet afhankelijk van alleen maar bolgoed, in de eerste maanden van het nieuwe tuinseizoen. Ook onder de vaste planten vinden we voorjaarsbloeiers. Toegegeven: niet altijd spectaculair, maar stuk voor stuk geschikt om ons op te vrolijken en warm te maken voor alles wat nog zal volgen. En natuurlijk kunnen deze planten ook goed gecombineerd worden met de bolgewassen.

Leucojum vernum
In de eerste plaats een groenblijvende bodembedekker: Pachysandra terminalis, met mooi glanzend blad. Al vroeg in het jaar zijn de witte bloemknopjes te zien en deze effectieve bodembedekker is dan ook goed te combineren met het in februari-maart bloeiende witte lenteklokje, Leucojum vernum. Een bolgewasje dat, net als Pachysandra, veel schaduw verdraagt en zich onder de juiste omstandigheden vanzelf zal uitbreiden.
Een vaste plant die ook goed combineert met Pachysandra, is de zogenaamde knolbloeier Corydalis ofwel helmbloem, ofwel holwortel, ofwel vogeltje-op-de-kruk! Corydalis is een overblijvende vaste plant én bodembedekker voor halfschaduw, met een voorkeur voor humusrijke lichtzure grond. Uit de knol groeien stengels met kervelachtige blaadjes. Er zijn meerdere soorten. Die bloeien op verschillende tijdstippen, van het vroege voorjaar tot in oktober. Corydalis flexuosa ‘China Blue’ bloeit lichtend blauw in april-mei, net als C.f. ‘Père David’ met donkerblauwe bloemen en gevlekt blad. In mei-juni bloeit C.f. ‘Blue Panda’, lichtblauw. Het langst bloeit Corydalis lutea, geel: van mei tot oktober, terwijl C. ochroleuca, roomwit, het ook niet slecht doet, van juni tot oktober.
Maar nu kijken we uit naar Corydalis flexuosa, helmbloem, die ook lichtend blauw bloeit in maart en april en C. solida, die met paarsrode bloemen bloeit van maart tot mei.
In dezelfde periode bloeit holwortel, C. cava, met roze en witte bloemen.

Pulmonaria, longkruid
Behalve met Pachysandra combineert Corydalis ook goed met Pulmonaria, longkruid. Dit is een semi-groenblijvende plant - dat ligt een beetje aan het weer. Maar het is altijd een feestje om zo vroeg in het voorjaar de rose, naar blauw verbloeiende bloemknoppen te zien. Of de witte, van P. ‘Sissinghurst White’. Of de donkerblauwe van P. ‘Blue Ensign’. Of een van de vele andere variëteiten. Kníp het oude lelijke blad weg, want het heeft een taaie nerf, die niet gemakkelijk afbreekt.
Gele bosanemonen, Anemone ranunculoides, kleuren goed bij de blauwe variëteiten van A. nemorosa, zoals ‘Bowles Purple’ (lavendelblauw) en ‘Hanna Gubbay’ (paarsblauw), die in maart-mei bloeien. Maar natuurlijk ook bij de hemelsblauwe bloemen van de bodembedekker Trachystemon orientalis, verwant aan Borago (komkommerkruid). Het is een sterke plant, die niet woekert, met opvallende grote bladeren. De bloempjes, aan 50 cm. hoge stengels, zijn eetbaar en verschijnen van maart tot mei. Ook deze plant voelt zich thuis in halfschaduw, waar hij mooi samen gaat met varens.
Een lief witbloeiend plantje is de wintergroene bodembedekker Cardamine trifolia, driebladige pinksterbloem. Met zijn 20 cm. bescheiden, maar in een groter aantal niet over het hoofd te zien.

Maarts viooltje, Viola odorata
Ook lief en ook nog geurend is het maarts viooltje, Viola odorata. Slechts 10 cm. hoog doet het zijn best, in goede omstandigheden al in februari. Plant dit viooltje in de zon of in halfschaduw. Het kan gedeeld worden, maar zal zichzelf ook uitzaaien.

Het frisgroene blad van mansoor,
Asarum europaeum
Nog een lage bloeier is mansoor, Asarum. Ook niet veel hoger dan 10 cm. Een fraaie groenblijvende bodembedekker. Met dof blad, Asarum caudatum, of, veel levendiger, met glanzend blad: Asarum europaeum.

Asarum in bloei
Leuk ook, als je wel graag wilt dat een plant zich uitzaait, maar de bloemen niet hoeft te zien: die houden zich namelijk schuil onder het blad. Dat is ook terecht, want ze geven de plant qua schoonheid geen meerwaarde.
Wat hoger, 30 cm., worden de bloeistengels van het klein hoefblad, Petasites Albus. Eerst komen de witte bloemen, in maart-april, en pas daarna verschijnt het blad. Misschien vinden we dat jammer, in het vroege voorjaar, maar het klein hoefblad heeft wél een extraatje: het is een bijenplant en dat is in deze tijd van het jaar óók wat waard. In de halfschaduw heeft hij het prima naar zijn zin.

Helleborus
Veel forser zijn de kerstrozen, de wrangwortels en de al dan niet stinkende nieskruiden. Kort samengevat: Helleborus. Deze planten zijn wintergroen, maar zodra in de eerste maanden van het jaar de bloei begint, is het raadzaam de oude bladeren weg te knippen. Die hebben hun beste tijd dan echt wel gehad en belemmeren het zicht op de bloemenpracht. Al gauw zal er weer nieuw blad te zien zijn. Helleborus kan wel tot 60 cm. hoog worden en komt in diverse kleuren voor, van wit tot donkerpaars. De naar beneden gerichte bloemen hebben vaak een fraaie tekening aan de binnenzijde en later opvallende zaaddozen. Ze zaaien zich ook rijkelijk uit en dat kan weer geheel nieuwe variaties opleveren. Moet je wel een paar jaar geduld voor hebben, maar het is een leuke en voordelige manier om een talud of een groot vlak in je tuin mooi te beplanten.
Al met al valt het niet tegen, de bloei van vaste planten in maart en april.
Maar houd wat plekjes open: dit is nog maar het begin!

Maart 2010

woensdag 10 maart 2010

VERGANGEN



In míjn tuin …



... ‘is die winter vergangen’! Eindelijk! En blij neurie ik de tweede regel: “Ik zie des meien schijn!” Een Middelnederlandse tekst die al rond 1500 werd gezongen. Het lied gaat over geliefden, maar ook over de komst van de lente. Die vreugden zijn in eeuwen niet veranderd en dat vind ik een mooie gedachte.
In vergelijking met natuurrampen elders stellen onze winterse ongemakken niets voor, maar het hemd is nader dan de rok en ik ben meer dan blij met de begaanbare tuinpaadjes en het lengen van de dagen.
De vogels zijn ook blij. Ze kunnen weer in bad en lekker wroeten onder het oude blad, waar insecten de winter overleefd hebben. Dat geeft energie om het territorium te verdedigen, want het is tijd om te nestelen. Eenden vliegen in formatie - vier, vijf keer komen ze langs, als opgeschoten jongens op hun brommers, iejòòòjng!, op zoek naar de mogelijkheden van het leven.
Helaas hebben drie vogels zich deze winter te pletter gevlogen tegen onze ramen. Opgeschrikt door de aanval van een sperwer. Ook vond ik de resten van een vierde slachtoffer, nog te herkennen als een spreeuw. Dat zijn de nadelen van vetbolletjes in de tuin: zo verzamel je vetbolletjes met veertjes, die voor sperwers weer heel aantrekkelijk zijn.
Koperwiek!
Maar leuke verrassingen waren er ook. Voor het eerst zag ik koperwieken in mijn tuin. Wel tien! Een mooie streep bij het oog en een roestbruine vlek (koper) op flank en ondervleugel (wiek). In vier dagen tijd aten ze de royaal behangen sierappel bij de buren hélemaal leeg! Ook de kramsvogel liet zich zien; die kende ik al. Maar het vrouwtje van de kramsvogel zag ik dit jaar óók voor het eerst: veel grijzer dan het mannetje.
En dan de keep! Eerst valt iets ongewoons op, buiten. De verrekijker erbij, goed kijken en proberen een paar typische kenmerken te onthouden voor het volgende ‘determineertraject’: plaatjes kijken in de aanwezige vogelboeken. Ach! Het is een keep! En hem dan toevoegen aan mijn lijstje ‘bijzondere waarnemingen’, deze Fringilla montifringilla. Wat een leuk vogeltje.
Maar ze zijn weer vertrokken, onze gevleugelde wintergasten, en nu de sneeuwklokjes eindelijk bloeien, neurie ik verder: “Ik zie die bloemkens hangen, dies is mijn hart verblijd!” ’t Is lente in mijn tuin!

Maart 2010