maandag 15 november 2010

BETONBIJEN (EN RECEPT VOGELVOERHUISJE)

Heggenmussen

Het is weer wintertijd. Iedereen spoedt zich in het donker naar huis (waarom niet het hele jaar zomertijd?!) en alles wat niet leuk is aan ‘weer’ komt samen: kou, wind en regen.

Knautia macedonica
Dan kun je wel een opkikkertje gebruiken. Dat kan iets vloeibaars zijn, maar in mijn geval was het een artikel in de NRC van 23 oktober jl. ‘In bijenparadijs Parijs ...’ stond erboven. Over bijen lezen we de laatste jaren vooral sombere berichten. Ze sterven massaal en voor de bestuiving van onder meer onze voedselgewassen wordt gevreesd. Zo’n opmerkelijke krantenkop is dus meer dan welkom: een positief bericht!

Uit het artikel blijkt dat juist de stad voor bijen een geweldige leefomgeving is geworden. Pesticiden, zoals Round-up, die in de landbouw nog steeds volop worden gebruikt, zijn in Parijs al sinds tien jaar verboden. Maar niet iedereen ziet daarin het verschil tussen de betonbijen, zoals de stadse bijen worden genoemd, en de bijen op het platteland.
Geraniumblad
Prunella, bijenkorfje
Wat in ieder geval wel verschil maakt, is de temperatuur, die in een stad als Parijs drie graden hoger is dan op het platteland en waarmee het vliegseizoen voor de bijen verlengd wordt. En dan de variatie in de beplanting. Waar in de agrarische sector sprake is van een monocultuur (vele hectaren beplant met één gewas en geen veldbloemen meer), met hooguit vijftien soorten nectar- en stuifmeelleveranciers, biedt een stad als Parijs wel tweehonderd soorten.
Bloemen bloeien er het hele jaar en lanen, straten en parken zijn onder andere beplant met kastanjebomen, prunus, linden en de honingboom, Sophora.
Allium
Rudbeckia Goldsturm
De kwaliteit van de Parijse honing is voortreffelijk: lood en dioxine komen er niet in voor. Bovendien produceren de betonbijen tot tien keer meer honing per jaar dan hun collega’s buiten de stad. Voor ‘betonimkers’ gelden wel regels. De bijenkasten moeten op minstens 25 meter afstand staan van scholen en ziekenhuizen en er mogen alleen rustige bijenvolken gehouden worden. Bovendien worden in de bijenstal van de Jardin du Luxembourg imkercursussen gegeven, waarvoor ook veel belangstelling is van jongeren. Tot nu zijn imkers vooral vijftigplussers, dus ook dat is een positieve ontwikkeling.
Met zo’n vierhonderd bijenvolken, die onder andere gehouden worden in bijenkasten op het dak van de Opéra, het Grand Palais en bij Louis Vuitton, is Parijs op weg de grootste bijenstad ter wereld te worden.
Maar de concurrentie komt op gang! Op 16 maart van dit jaar is in New York het bijenverbod opgeheven dat bijna twaalf jaar geleden werd ingevoerd uit angst voor bijensteken. Bijen werden gezien als een bedreiging voor het stadsleven. Daar denkt men nu dus anders over. First Lady Michelle Obama, die zich inzet voor de promotie van gezonde voeding, liet daarop op 20 maart een bijenkorf plaatsen bij het Witte Huis en dat zal ongetwijfeld veel Amerikanen inspireren om hetzelfde te doen.
In Brussel zijn ook imkers actief en heeft men de beplanting in de groene zones aangepast aan de regio, heemplanten dus, om ook daar de bijenvolken in stand te houden.

Geranium
Onze eigen hoofdstad, Amsterdam, laat zich niet onbetuigd. In stadsdeel Slotervaart ligt al heel lang het Oude Bijenpark en in stadsdeel Geuzenveld is het Nieuwe Bijenpark aangelegd. Samen beschikken beide parken over honderdtien siertuinen en tweeëntwintig imkertuinen. Ook op Amsterdamse daken worden bijenvolken gehouden en de belangstelling voor een imkercursus neemt hier eveneens toe.
Nog dichter bij huis, in de stad Groningen, houdt men zich ook bezig met ‘betonbijen’. Vorig jaar is daar besloten tot het zaaien van meer nectardragende bloemen, onder andere op braakliggende percelen. Van oorsprong ‘Groningse’ wilde soorten, maar ook gewassen als luzerne, phacelia, koolzaad en incarnaatklaver: bijenlokkers bij uitstek. Ook worden in de stad meer fruitbomen aangeplant en nectarleveranciers als linde en tamme kastanje. De Gemeente Groningen heeft al twee ‘bijenstanden’ en er zal er nog één bijkomen. In een leslokaaltje kunnen ook cursussen en demonstraties gegeven worden.

Geranium
Dat zijn berichten om vrolijk van te worden in sombere tijden! En natuurlijk zijn er veel méér steden in Nederland en elders ter wereld, waar imkers zich al dan niet op het dak met betonbijen bezighouden. Misschien voelen we ons wel aangesproken en zaaien we in het voorjaar ook bijenlokkers. Bijen vliegen niet op geur, maar op kleur. Ze houden vooral van blauw, maar ook van geel, dus daar kan straks vast een aardig hoekje mee ingezaaid worden.

Tot het zover is bekommeren we ons om wat grotere vliegertjes: de vogels die in onze tuinen overwinteren. Op regenachtige dagen valt er heel wat af te knutselen met kinderen en/of kleinkinderen! Hokjes en voederplankjes geven leuk timmer- en schilderwerk en met het voer kan ook heel wat geknutseld worden.

Brei eens een voerzakje van dat groene touw, waarmee we in de 
tuin alles  bij elkaar binden.
Op dikke naalden, nummer 7, is dat zó gepiept. Zet tweeëntwintig steken op en brei vier naalden in ribbels. In de vijfde naald gaatjes breien: twee steken recht, twee steken recht samenbreien, draad om de naald slaan. Herhalen tot het eind van de naald. Dan in steken naar eigen smaak doorbreien tot de gewenste lengte bereikt is. Afkanten, onder- en zijkant sluiten. Haak een koordje en haal dat door de gaatjes heen. Vul het zakje met pinda’s, brood, fruit, kaas en grote zaden of een (zelfgemaakte) vetbol, knoop het dicht en hang het buiten op een goed bereikbare plek voor vogels.
Een sneetje volkoren vinden ze ook lekker, maar dan wél leuk opgediend. Maak deeg met vijfhonderd gram volkorenmeel, tien gram gist, drie deciliter lauw water en vijftig gram boter, zónder zout. Laat het deeg rijzen en rol het uit tot een lap van ongeveer een halve centimeter dik. Snijd er figuren uit (grote boterham, poezenkop, kerstster, hart, letter, blad-, appel- of peervorm) en maak bovenin een gaatje met een satéprikker. Leg de vormen op bakpapier op een bakblik, laat nog twintig minuten narijzen en bak ze een kwartier tot twintig minuten in een op 225ºC voorverwarmde oven. Haal een touwtje door het gaatje en versier er een kaal boompje mee. Dit brood kan ook heel goed worden ingevroren, zodat je de vogels altijd van ‘vers’ brood kunt voorzien.

Ach, het is eigenlijk best gezellig, in de wintertijd. En zó lang duurt het nu ook weer niet. Geniet van het vogelvolk in de tuin en mijmer alvast over het zaaigoed in het voorjaar!

November 2010

woensdag 10 november 2010

HEKJE

In míjn tuin …
... zoek ik naar een onderwerp voor de nieuwe column. Ik ben er in weken niet geweest, drukke bezigheden binnenshuis hebbende, aangevuld met slechtweerperiodes, en dan gaat veel inspiratie verloren. De herfsttijlozen zijn alweer verdwenen en zelfs de herfstcrocussen hebben nu hun beste tijd gehad. Dat gaan we volgend jaar anders doen, mompel ik in mezelf. Tijd inplannen voor mij en mijn tuin! Al piekerend over hoe dat dan moet, ga ik naar binnen, door de garage. En daar leunt mijn onderwerp tegen de muur: het tuinhekje dat we er in het voorjaar hebben neergezet, in afwachting van een nieuwe ‘ophangconstructie’. Ineens schiet het me weer te binnen, dat we daar iets aan zouden doen.
De paal, waar het hek steeds schever aan hing, was verrot en moest vervangen worden. Het is dus gelukt om het hek los te krijgen en weg te zetten, maar de restanten van de paal zijn in het gat achtergebleven, met een emmer eroverheen tegen struikelpartijen. Ja, nu weet ik het weer: we zouden daar een oplossing voor bedenken. En ja, natuurlijk kan mijn tuin ook zónder hek. Maar dit hek wil ik daar terughebben, want voor mij is het bijzonder, met zijn bloemige hartvormen.
Het is nu vijftig jaar geleden dat ik in mijn geboorteplaats bij onze overburen dit hekje openduwde om daar te spelen. Het hek was toen nog nieuw en had een zilverkleur. Maar de overburen verhuisden en daarna kwamen er nog een paar keer nieuwe overburen. Zelf verhuisde ik ook, naar een eigen stek in Groningen. Maar het hekje bleef op zijn plek. Tot zich nieuwe bewoners aandienden, die het niet wilden hebben en het aan mijn vader gaven, die er wel iets in zag, maar nog niet precies wist wát.
Ongeveer in dezelfde periode werd onze tuin hier uitgebreid en ging ik op zoek naar een eenvoudig ‘boerenhekje’, dat de romantische sfeer die ik voor ogen had nog eens zou onderstrepen. Toen ik dit met mijn moeder besprak, vertelde ze van het ‘overburenhekje’; ik mocht het hebben! We haalden het op uit de garage van mijn ouders, waar het zilverig tegen de muur leunde, verfden het zwart en hingen het tussen twee stevige palen: perfect - tot dit voorjaar dus.
Misschien is het wel fijn voor een hekje om eens een tijdje tegen een muur te leunen. Maar volgend voorjaar maak ik er tijd voor, want mijn tuin ... sluit af met een hekje!

November 2010